Voordat ik permanent werd afgekeurd, was ik zo’n veertig jaar actief op de arbeidsmarkt. Van vakkenvuller tot bedrijfsleider tot zzp’er. En tientallen baantjes ertussen in. In die periode heb ik verreweg het meest op arbeidsvloeren rondgelopen. Bestuurskamers, vergaderzalen en werkoverleggen waren me een gruwel. Wauwelen om het wauwelen en uiteindelijk waren de laagste-loners de lul. Bovendien sterft het van de populisten en racisten in de rangen van het (midden)kader. Ik heb een ‘baas’ meegemaakt die zijn personeel vergeleek met goedkoop gereedschap: ‘gebruik het tot het kapot is, en dan haal je een nieuwe. De goedkoopste.’
Omdat ik vrijwel altijd op de werkvloer rondliep zat ik ook altijd met de ‘gewone man’ in de kantine. Honderden kantines heb ik gezien en gehoord. Overal zijn ze hetzelfde. Een koffiezetapparaat dat altijd vastliep, overliep, een storing gaf of schoongemaakt moest worden. Een grote tafel met plastic stoeltjes die onontkoombaar voor rugpijn zorgden. In de wat grotere bedrijven meerdere tafels en soms, jazeker mensen, wel twéé koffiezetapparaten. En dan had je natuurlijk nog de écht grote bedrijven waar de kantine was uitgegroeid tot een lopend buffet. Soms gratis, vaak niet.
Los van de setting, waren ook de bezoekers van de kantine overal hetzelfde. Uiteraard afhankelijk van de bedrijfstak. De kantine van een fabriek is niet te vergelijken met die van een administratiekantoor. Behalve het koffiezetapparaat dan. Ik moest daaraan denken toen ik afgelopen vrijdag weer eens in zo’n kantine zat.
De jaarlijkse APK keuring van mijn auto stond om 10:00 ingepland bij het garagebedrijf waar ik altijd mijn APK keuringen laat doen. Geen logische tijd, want dan begint ook de koffiepauze. Bert, de baas van het zooitje, vroeg of ik haast had. Zo niet, konden ze dan eerst even koffie drinken? Ik had geen haast. In elke kantine waar ik ben geweest lag standaard de Telegraaf op de tafel. Terwijl Bert het personeel op de hoogte stelde van de koffietijd, begon ik te lezen. De krant lag open op de pagina van het debatfiasco in de Tweede Kamer. Zelfs de Telegraaf zette kritische noten bij het optreden van Wilders, zo las ik. Het personeel druppelde binnen en de acteurs maakten zich bekend. Dezelfde als altijd. De man met de grote mond, die ‘grappen’ afwisselde met politieke onwaarheden en hier en daar een racistisch geladen opmerking. De baliemedewerkster, imposant en vriendelijk tegelijk. De stagiaire, stil en afwachtend. De monteur in opleiding, stoer en vol bravoure, zoals het hoort. De bedrijfspoedel, letterlijk, die aanstoot nam aan alles en om de paar seconden tot stilte werd gemaand. De post-boomer die het allemaal wel best vond.
Zoals altijd, had de ‘grappenmaker’ het hoogste woord. En natuurlijke volgde een klaagzang. De Telegraaf lag niet voor niets op eerdergenoemde pagina open.
Uiteraard was het allemaal de schuld van ‘links’ die al decennia aan de macht was, aldus de boomerpopulist, die bij iedere grap of opmerking mijn blik zocht. Zoekend naar bijval. Ik beperkte me tot hier en daar een gefronste wenkbrauw.
Het was voor het eerst dat ik enige opluchting voelde dat ik – door mijn gebrek aan stembanden – niet deel kon nemen aan de conversatie. Met stem had ik me waarschijnlijk niet kunnen bedwingen. De wijsheid kwam van de vrouw van Bert, die als enige de kale, bebrilde, door te veel vette happen aan overgewicht lijdende, grappende populist weerwoord gaf. Het was vermakelijk om die conversatie als toeschouwer mee te maken. De vrouw van Bert won op punten. Argumenten versus one-liners. Het was verfrissend, omdat ik uit ervaring weet dat de grote mond van de populist op de werkvloer zelden wordt tegengesproken. Bovendien zijn ze met velen. Gewone mensen die het bij het verkeerde eind hebben, maar er desondanks in blijven geloven. Aangespoord door elkaar. Ik werd niet eens boos.
Maar dat kan ook komen omdat Bert mijn auto in één keer goedkeurde.

Geef een reactie