Gistermiddag was ik op een feestje waarin werd gevierd dat de schoonzoon eindelijk werkeloos is.
De schoonzoon is timmerman. Dat is een ambacht dat hem lief is, maar wat ook zijn minder leuke kanten kent. Precies daar was hij al een tijd geleden aangekomen. Bijna dagelijks was hij nog uitsluitend bezig met dakdekwerkzaamheden. In weer en wind, maar vooral zonder arbeidsvreugde. Het stond inmiddels ver van het ambacht dat hij koestert en wat hij van zijn vader had geleerd. Na ellenlang overleg tussen de dochter en schoonzoon heeft hij besloten radicaal te stoppen. Hij gaat nu fulltime vader zijn voor mijn kleinzoon Pim. Hij heeft een mooie werkplaats aan huis, waarin hij zichzelf ongetwijfeld gelukkig kan maken.
Het is een dapper en goed besluit, dus moest het worden gevierd.
Het feestje was ’s middags omdat de meeste intimi stevig aan het nageslacht hebben gewerkt. Bedtijd is dan een bepalende factor. Mede door enkele afwezigen was het groepje overzichtelijk in omvang en kon ik zowaar af en toe gesprekken volgen. Kinderen werden zoveel mogelijk naar de speltoestellen in de tuin gedirigeerd of achter de PS5 gezet. Ik stoor me zelden aan het rondscharrelend grut en betrap me er zelfs regelmatig op dat ik gefascineerd naar hun geklungel kan kijken. Waarbij af en toe – geheel onbedoeld – een grijns van vertedering mijn gezicht vervormd.
Ik had mij op een stoel in de hoek van de kamer gemanoeuvreerd achter twee grote bloemstukken. Dochter Natasja zat op de stoel naast mij en voerde me af en toe een stokbroodje of cracker met stinkkaas. Ik moest dat ter kennisgeving aannemen omdat ik geen reukvermogen meer heb. Dat levert, na al die jaren, nog steeds hier en daar enige verbazing op. Ik vind het niet erg. Ik snap dat je niet stilstaat bij zaken die, over het algemeen, de normaalste zaak van de wereld zijn.
Voor mij ligt dat anders. Ik zit in een gevarenzone. De fysieke ongemakken worden dusdanig groot dat het als vanzelf mijn geest beperkt. Noodgedwongen ben ik zóveel met mezelf bezig, dat het op gespannen voet komt te staan met mijn directe omgeving. Het is een dagelijkse uitputtingsslag geworden om niet weg te zinken in de doelloze diepte van zelfmedelijden. Drama? Zal best, maar die geprivilegieerde constatering kan alleen van gezonde mensen komen. Ik heb altijd meegekregen dat je niet te koop moet lopen met je eigen leed. Tot op zekere hoogte deel ik die mening, maar dat verliest zijn betekenis vanaf een bepaald ijkpunt. Voor mij geldt het ‘overlevingsijkpunt’. Als ik er niet over schrijf, of over heb, of de toevoer van commentaar afsluit dan word ik waarschijnlijk letterlijk gek.
Nooit gedacht dat ik in zo’n vicieuze looping terecht zou komen. Maar ik zit er. Ik sleep me zoveel mogelijk naar feestjes, uitjes, musea en festivals. Ik wil zoveel mogelijk vertedering, verwondering, bewondering en alle emoties voelen die het leven de moeite waard maken. Tot mijn grote verdriet kan ik er steeds minder van genieten. Simpelweg omdat ik altijd beroerd ben. Altijd pijn heb. Altijd oververmoeid ben. Altijd adem tekort kom. Altijd wel ergens uit bloed. En daar is nu een exploderende tinnitus in mijn linkeroor bijgekomen. Die houdt me uit mijn slaap. Maakt dat ik maar halve zinnen kan ontcijferen en mijn lees- en schrijfconcentratie stoort. Kun je het je voorstellen? Gewoon een boek lezen, maar dan met een oorverdovende waterval in je hoofd? Ik doe nu minstens tien keer zo lang over een boek omdat de waterval de woorden uit mijn hoofd spoelt.
Ik ben mijn eigen butterfly effect geworden.
Ik kijk veel films tegenwoordig, vanwege het afleidende geluid. Maar zelfs daar komt de tinnitus nu doorheen. Ik wacht op de uitputting om te kunnen slapen. Dat lukt meestal een paar uur. Dan gorgel ik bloed en ben weer een uur bezig met stelpen. Ik wou dat ik kon zeggen dat ik dit allemaal een beetje aan het overdrijven ben, maar het tegendeel is waar. Ik ben vandaag wel iets gezonder, omdat ik gisteren genoten heb van de blijdschap van de schoonzoon en zijn fijne vriendenkring.
Dus ga ik moedig achterwaarts.

Geef een reactie