De afgelopen twee donderdagen ben ik, in navolging na een nachtelijke spoedbehandeling, op controle in het AUMC geweest. Dat is al vier jaar een vertrouwde omgeving voor me. Vele uren heb ik daar in de wachtkamer(s) doorgebracht. Ik vind wachten in drukbezochte ruimtes nooit heel erg. Er zijn zoveel verhalen die daar langslopen. Hoop en wanhoop ontmoeten elkaar. Nergens zie je een groter contrast. Over mijn kankertraject ben ik allang niet meer wanhopig, terwijl dat best zou mogen. Pas over ruim een jaar kom ik boven de vijftig procent overlevingskans uit, omdat tot die tijd de kans het grootst is dat de kanker zich weer in mijn lichaam meldt.

De lichamelijke wanhoop is met de jaren weggeëbd, de mentale wanhoop heeft die rol overgenomen.

In wachtkamers en andere publieke ruimtes, zoals onlangs een restaurant en bioscoop, probeer ik mensen te categoriseren. Wildvreemden, dus de kans dat ik het mis heb is groot. Maar dat maakt niet uit. De tegenstellingen in de samenleving zijn zo duidelijk geworden, dat ik dat ook probeer te herkennen in het dagelijks leven. En dat is lastig. Want uiterlijk zijn mensen niet veranderd. Ik heb nog geen gespierde blonde mannen met tatoeages gezien met het logo van de PVV. Of boeren met een portret van Lientje met daaronder een hartje met pijl erdoor. Om maar wat te noemen. Soms raak ik in gesprek met mensen en dan blijkt mijn inschatting volkomen fout.

Zo was ik in gesprek geraakt – wachtend in de kantine bij dansles van mijn dochter Fleur (10) – met twee jonge vrouwen, waarvan de één moeder was van een dansvriendinnetje van Fleur en haar vriendin een amateurdanseres met een Aziatische achtergrond. De moeder van de twee vertelde, nadat ik mijzelf nader had verklaard over mijn keelstoma en bijbehorend praatapparaat, over haar genetische bepaalde aanleg voor MS en dat na een scan van haar hoofd nog een kwestie van tijd was dat deze sloopziekte in zou kicken. Ik had onmiddellijk met haar te doen. Ze was er nuchter onder, maar vertelde wel over het traject wat ze had doorlopen en de belangrijke symptomen die tijdens dat proces waren genegeerd of niet herkend. Zo was het bruggetje snel gelegd naar de bezuinigingen. Waarvan zij ook de dupe dreigt te worden.

“En ondertussen maar geld sturen naar de Oekraïne,” zei ze met een mengeling van boosheid en verzuchting.

Die had ik niet zien aankomen. Ik reageerde door te zeggen dat minder geld naar de Oekraïne niet een garantie is dat dat geld dan naar zorg of onderwijs gaat. Op dat moment mengde de vriendin zich in het gesprek. Zij koos mijn kant door mijn antwoord te bevestigen. Zij was ‘brak’, zoals ze het zelf omschreef. Een feestje gehad dat veel te laat was geëindigd. Ik vroeg wat ze deed en ze aarzelde. Na mij even te hebben beoordeeld besloot ze het te vertellen. Ze werkte in de jeugdzorg. Ik vroeg haar waarom ze terughoudend was om dat te zeggen. “Dat komt omdat de jeugdzorg nogal onder vuur ligt door schrijnende gevallen waar, met name, de jeugdzorg een makkelijke zondebok is geworden,” was haar antwoord.

Ook dat zag ik niet aankomen.

Ik vertelde haar dat ik grenzeloos respect heb voor mensen die zich dagelijks inspannen het leven beter te maken van hen die het nodig hebben. De twee vriendinnen waren beslist tegenpolen in hun opvattingen, maar waren desondanks goede vriendinnen. Zou er dan toch nog hoop zijn?

Aan dat gesprek en het contrast in de wachtkamers tussen hoop en wanhoop, moest ik denken toen ik afgelopen donderdag naar Arjan Lubach keek. Hij had een item over een tweet van Wilders.

In zijn onderzoek dook Lubach dieper in op de ‘vrienden’ van Wilders en bleef daarin wat langer hangen bij het Hongarije van Orban. Niet raar, want Orban is al ruim een decennium aan de macht daar. Lubach maakt duidelijk waarom Wilders een noodwet voor de zogenaamde ‘asielcrisis’ wil. Orban heeft dit namelijk ook al gedaan en dat blijkt de opmaat naar meer noodwetten waardoor hij bijna continue het parlement kan omzeilen en de absolute macht naar zich toe weet te trekken.

En dat is waarom de wanhoop bij me toeslaat. Ongeacht waarschuwingen van ik weet niet hoeveel deskundigen worden niet gehoord, in de wind geslagen of belachelijk gemaakt. De volkeren overal in de wereld trappen in het extreemrechtse geschreeuw van populisten. Als een kudde op hol geslagen vee rennen ze op de afgrond af. Ze zien ‘m niet, ook al rennen ze er met open ogen in.

Pas in het volgende interbellum snapt niemand waarom mensen er wéér ingetrapt zijn. Maar dat is wel veel en veel te laat. Voor mij maakt het allemaal niet zoveel meer uit. Ik ben eenenzestig, heb onlangs de liefde hervonden en de kans dat ik nog lang mee ga is niet heel groot. Het idee dat mijn nakomelingen onbeschrijflijk leed moeten doormaken zonder dat ik daarbij ben, is niet te compenseren. Al komt de liefde een heel eind.

De wanhoop blijft sluimeren.

 

 

Disclaimer: Lees gratis, doneer vrijwillig.

Met trots aangedreven door WordPress


Eén reactie op “Hoop en Wanhoop”

  1. Frederique avatar
    Frederique

    Mooi weer Menno!
    En cynisch en hard, maar helaas de bittere waarheid.
    Ik wens je dat het gauw eind ’25 is, dat je nog lang bij Fleurtje mag blijven, en ik wens ons allemaal dat “ze” net voor het ravijn zullen remmen. Hoop doet leven❤️‍🩹

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *