Menno Voorwinde, 28 juli 2025
Hèhè. Na een volle week eindelijk een beetje bijgekomen van het familieverblijf in Disneyland Parijs.
Niet dat Eurodisney nou zo vervelend was. Integendeel. Disneyland is precies wat je ervan mag verwachten. De ontluistering zat ‘m in mijn onvermogen om ervan te kunnen genieten (zie mijn vorige stukje). In datzelfde stukje reik ik mezelf een reddingsboei aan. Althans, ik heb de wegwijzer weer de juiste kant op gezet. De enige mogelijke kant, welbeschouwd. Ik moet weer het plezier hervinden van het neerschrijven van wat ik aanschouw. Weer de schoonheid zien van de details die het leven biedt.
Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, want het valt niet mee als je elke dag met pijn in je donder wakker wordt en je eerste beschouwing is dat je eigenlijk niks meer kunt. Ik moet eerst het chagrijn daarover wegzetten. Acceptatie is niet een van mijn meest ontwikkelde kwaliteiten, dus ook dat valt niet mee. Een positieve noot in dit jankverhaal is dat ik altijd goed in staat ben om mezelf uit te lachen. Dat scheelt. De levert meteen een eerste constatering op: bijna al mijn zinnen vertonen sporen van sarcasme, cynisme en/of zelfspot.
In mijn vorige stukje schreef ik ook dat ik het lastig vind om mezelf te beoordelen. Ik heb inmiddels de overtuiging dat dat onontbeerlijk is geworden. En dat op mijn 62ste. Prutser die ik ben. Of in dit geval ‘beter laat dan nooit’ ook geldt, valt te bezien. Ik heb de neiging te denken ‘beter nooit dan laat.’ Ik weet niet hoeveel ik van mezelf kan verdragen. Spiegels zijn niet mijn vrienden. Maar goed, laat ik maar gewoon beginnen. Net zoals de meeste mensen doe ik ook maar wat, zonder goed te weten waar het op uit zal draaien.
Het begint met de vaststelling wat voor iemand in nu eigenlijk ben. Eerlijk gezegd komt ik niet veel verder dan een vat gevuld met tegenstrijdigheden. Zolang ik me kan herinneren heb ik altijd het gevoel gehad nergens thuis te horen. En dat vond ik prima. Sterker nog, ik denk dat ik dat (onbewust) heb gecultiveerd. Er zelfs een soort van persoonlijk handelsmerk van heb gemaakt. Ik vermoed vanuit de gedachte: als ik toch een buitenbeetje ben, kan ik dat maar beter omarmen. Ik was prima in staat om me bij van alles en nog wat aan te sluiten. Van voetbalclub, politieke beweging tot persoonlijke vriendschappen. Niemand zag dat ik het koekoeksei was. Ik ervoer dat als prettig. Een onderonsje met mezelf. Een prettig geheimpje.
Ik kan over het algemeen goed met mensen opschieten, maar dat is wat anders dan je er comfortabel bij voelen. Er komt áltijd een punt dat ik mensen irritant ga vinden. Dat ligt, op een bak vol uitzonderingen na, niet aan mensen zelf. Ik durf zelfs te beweren dat de meeste mensen dat niet eens merken. Ter verdediging van mezelf: ik vind mezelf nóg irritanter dan ik de meeste mensen vind. Ik ga het beste met mensen om als er een zekere afstand in stand wordt gehouden. Alles wat op mijn lip gaat zitten, maak ik uiteindelijk stuk. Waar ik overigens dan later – meestal – weer spijt van krijg.
De meeste mensen vind ik dom, kortzichtig en niet de moeite waard. Ik kan daarin heel snel oordelen. En dat maakt mij ook kortzichtig. Mensen die ik niet de moeite waard vind, kunnen me desondanks kwaad maken en reacties bij me uitlokken. En dat is natuurlijk ook behoorlijk achterlijk.
Een voorlopige conclusie is dat ik kennelijk een impulsief, contactgestoord, tegenstrijdig en raar mannetje ben. Bepaald geen pretje voor de gemiddelde mens, lijkt me. Werk aan de winkel, want u begrijpt, dit is onacceptabel.
Gelukkig kan ik er hard om lachen.
Geef een reactie