De behoefte aan schrijven is er altijd is. Ook nu, maar ik hield me – bewust – in. En dat heeft ‘ns een keer niet veel te maken met de gekte in de wereld, maar met de gekte in mij.
Tweeëntwintig dagen geleden kreeg ik van mijn arts dexamethason voorgeschreven. Dexamethason is de hele grote broer van prednison. Ik heb dit voorgeschreven gekregen omdat er een rave van bacteriële feesten in mijn keel en luchtpijp worden gehouden. Er zouden nauwelijks bijwerkingen moeten optreden. Toen ik dat las, schoot in onbedaarlijk in de lach. Een milde bijwerking die ik niet zag aankomen, maar verklaarbaar gezien de lange lijst van bijwerkingen die ik wél allemaal kreeg. De keur duurt vierentwintig dagen en eindigt – hopelijk – overmorgen met een afsluitend bezoek aan mijn behandelend arts in het AUMC. De eerste vijf dagen van de kuur moest ik vierentwintig pillen dexamethason bovenop mijn ‘normale’ dagelijkse medicatie van veertien pillen slikken. Achtendertig totaal. De tweede reeks van vijf dagen werd dat gehalveerd en de laatste twee weken ook weer. Nog twee dagen resten.
De verzameling bijwerkingen die me tot waanzin dreven. Een beknopte bloemlezing.
Hartkloppingen, duizeligheid, vergeetachtig, concentratieverlies, slaapgebrek, maagzuuraanvallen, wisselend zicht, spierkramp, smaakverlies, honger, dorst, onbedaarlijke trillingen en dan nog wat. Het klinkt allemaal nogal dramatisch en dat is het ook. Maar ook hilarisch omdat combinaties van deze ongemakken soms tegelijkertijd optreden. Dat is vooral leuk als je – ik noem maar wat – over een parkeerterrein van een nabijgelegen supermarkt strompelt.
Het begon met een appje, zondagochtend: “Hoe laat zullen we bij je zijn, paps?”
Blinde paniek! Wat was ik nu weer vergeten!?
Al weken geleden had ik met dochter Natasja afgesproken om eens per week samen boodschappen te gaan doen. Afgelopen zondag was het zover. Een afspraak opgegraven uit het verleden. Paniek om niks, natuurlijk. Het werd een absurdistisch avontuurtje, waar weinigen wat van hebben meegekregen.
Na diverse ongemakkelijke situaties in de supermarkt zelf. Twee keer trilde mijn telefoon mijn handen uit. Eenmaal verdween hij in een groenteschap. Dat zag ik niet omdat ik tegelijkertijd naar mijn kuit moest grijpen vanwege een krampaanval. Ik geloof niet dat iemand het heeft gemerkt.
Hilarischer was het parkeerterrein. Dochter Natasja en kleinzoon Pim waren vooruit gelopen naar de auto terwijl ik de boodschappenkar terugbracht naar het karrenverzamelpunt. Er leek niks aan de hand toen ik richting auto keerde. Twee kuiten tegelijk. Kramp. En een plotseling ronddraaiend parkeerterrein. Uit alle macht kreeg ik mijn beeld recht, maar lopen ging nauwelijks meer. Ik sleepte het ene been voor het andere. Het deed ongelooflijk veel pijn maar toch moest ik hard lachen. Ik zag mezelf lopen. Ik keek naar mijn knieën en dacht: “dit ziet eruit als iemand met een ernstige spierziekte.”
De pijn zakte iets maar het lopen bleef onafgebroken afzichtelijk – denk ik. Mensen wierpen bezorgde blikken mijn richting uit. Ik zag hun verwarde gezichten. Moesten ze me helpen of niet? Ik zag ze denken: ‘gehandicapten willen niet geholpen worden omdat ze het zelf wel kunnen.’ En: ‘moet je kijken, hij lacht er gewoon bij!’
Dit waren een paar voorbeelden. Ik kan er meer noemen vanuit twee andere winkels waar we zijn geweest, maar dan gelooft niemand me meer. Wat op zich ook wel weer verleidelijk is.
Waarom pen ik dit in vredesnaam neer? Omdat het te lang geleden is dat ik mijn pen heb laten liggen. Ik heb geen idee of dit een coherent verhaal is. Het kan me ook niet schelen. Het staat er en ik ben nu eindelijk een beetje rustig. Voor zolang het duurt.
Was er dan helemaal niets goed? Jawel! De bloedingen vanuit mijn luchtpijp zijn zo goed als gestopt. En dat is echt heuglijk nieuws. Al lijkt de bacteriële afterparty zich te hebben verplaatst naar het slikgedeelte van mijn keel.
Vanaf donderdag moeten ook zij gaan vrezen.
Geef een reactie