Gillend van de pijn ontwaakte ik uit de verdovingsslaap. Met mijn mond wagenwijd opengesperd zat ik in één beweging rechtop. Overal gingen slangen mijn lichaam in.

Er kwam geen geluid.

Vandaag is het exact vier jaar geleden dat ik levensreddend werd verminkt in het AUMC. Ook is het precies vier jaar geleden dat ik ben gestopt met roken (is ook lastig met een tracheastoma). Ik lig vandaag twee kamers verder dan ik toen lag. Op de verpleegafdeling 1C, Ik kan me niet herinneren of van te voren tegen me is gezegd dat mijn rechterborstspier grotendeels zou worden weggesneden, om als opvulling in mijn nek te belanden. Want daar moesten bijna tweehonderd, mogelijk door kanker aangetaste lymfekliergebieden, worden weggesneden. Het had ook niet uitgemaakt.

Dr. Eerenstein is bijna twaalf uur bezig geweest om mijn lichaam te herschikken. Dankzij haar leef ik nu, vier jaar later, nog steeds. Ze had mijn hoofd achterstevoren mogen zetten, als dat nodig was geweest.

De tumor van zes centimeter die zich aan mijn stembanden had geklemd, was weg. Inclusief mijn stem. Net zoals de mogelijk aangetaste lymfekliergebieden. Omdat er altijd een kans is dank een piepkleine kankercel wordt gemist tijdens het snijwerk, heb ik ook nog bijna veertig bestralingen gehad.

Elk jaar dat ik leef, vergroot mijn kans op overleven. Volgend jaar op 11-11-’25 zal ik voor het eerst net zoveel kans hebben om dood te gaan als te overleven. Fifty-fifty. Een mijlpaal.

Maar goed, terug naar het heden.

Ik verbleef vanochtend om acht uur precies vierentachtig uur op de verpleegafdeling, terwijl ongeveer achtenveertig uur de bedoeling was. Vier zakken antibiotica per dag zijn er sinds donderdagavond mijn lichaam ingepompt. Tussendoor is het vooral veel tijd doden. Slapen, lezen, schrijven, korte gangwandelingen, babbeltjes maken, tv kijken en herinneringen opgedrongen krijgen, dekt de lading wel zo’n beetje. Terwijl ik dit tik is mij al twee keer door de dienstdoende verpleging gemeld dat de doktoren onderweg zijn. Ook dat herken ik. Dat betekent dat het nog wel even duurt voordat ze hier zijn.

Het is traditie dat de communicatie tussen doktoren en verpleging stroef verloopt en gelardeerd is met misverstanden. Ik heb inmiddels geleerd me niks meer aan te trekken van beloftes, omdat ze hier zelden worden nagekomen. Zonder dat daar moedwil aan ten grondslag ligt, overigens. Doktoren spreken een andere taal dan verpleegkundigen. Verplegers scheppen hoop en doktoren volgen een geïmproviseerde agenda, vaak door urgentie bepaald. Met die wetenschap in het achterhoofd kun je niemand iets kwalijk nemen, maar moet je er zelf ook improviserend mee omgaan.

De zaalarts is inmiddels geweest. Ruim een anderhalf uur na de laatste melding van de verpleging. De voortekenen zijn gunstig voor een vertrek huiswaarts. Het wachten is nog op de Hoofdbehandelaar. Zij is nog druk tot 12:00 uur.

Op TV zie ik een ‘interview’ met een Prins Carnaval. Op de elfde van de elfde wordt dit feest der zotten aangekondigd. Sinds ik me kan herinneren heb ik de schurft aan dit zielige excuus om je drie dagen strontzat te zuipen en je lul in elk beschikbaar gat te steken. Alles onder de vlag van ontlading. Je misdragen is altijd dom, maar doe dan niet net alsof het geoorloofd is omdat een clown met een steek op z’n harses het goed vindt. Mijn associatie is in ieder geval sinds vier jaar niet meer die van ergernis, maar van hoop op overleving. Hoop die elk jaar groeit.

Dus nooit meer Prins Carnaval op de elfde van de elfde.

Disclaimer: Lees gratis, doneer vrijwillig.

Met trots aangedreven door WordPress


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *