Zonder dat ik dat direct in de gaten had, merkte ik dat ik me schuifelend door mijn huis bewoog. Ik kan me niet herinneren dat ik mijn lichaam daar opdracht toe had gegeven. Mijn lichaam lijkt het langzamerhand op te geven. Het ene na het andere ongemak krijgt schijnbaar ongehinderd toegang. Mijn geest lijkt niet langer in staat te zijn om het vege lijf tot weerstand te dwingen. Vaak als ik weer aan het opkrabbelen ben na de bijwerkingen van de zoveelste kuur, staat het volgende ongemak alweer te trappelen. Grenscontroles in mijn lijf hebben een ‘Fabergehalte’ gekregen. Niemand is ervan onder de indruk en werken doen ze al helemaal niet.
Als ik terugloop in mijn herinnering vermoed ik dat de scheiding der machten – tussen geest en lichaam – ergens in de laatste twee maanden heeft plaats gevonden. Maar dat kan makkelijk al veel langer zijn, gezien mijn tijdsgevoel compleet onbetrouwbaar is. Hoe dan ook is het een week of vier geleden toen mijn lichaam me weer iets voorschotelde waar doktoren nu nog steeds niet de oorzaak van hebben achterhaald. Ik was net aan de beterende hand van een stootkeur dexamethason en de daaruit ontsprongen keelschimmelinfectie. Sterker nog: zo goed als hersteld, dacht ik. Mijn lichaam vond dat ik nog niet genoeg had geleden. Twee weken later zat ik op een zondagochtend in een rolstoel bij de Spoed Eisende Hulp (SEH) van ziekenhuis TerGooi. Vochtophoping in mijn lijf.
En niet zo’n beetje ook. Zonder hier in te gaan op het voortraject dat leidde tot een bezoek aan de SEH, was het een gevolg van uitgestelde hulp waardoor de vochtophoping dusdanige vormen aannam dat het ondraaglijke pijn veroorzaakte. De spanning op de huid was zo groot dat ik dacht dat mijn huid zou gaan scheuren. De triage assistent die mij inschreef kwam niet verder dan “wooow!” toen ik het vochtgedrocht liet zien. De arts die mij later onderzocht verklaarde nog nooit zoiets te hebben gezien. En ze zat ’toch al twintig jaar in het vak.’
De urgentie werd eindelijk erkend. In plaats van anderhalve week, moest ik ‘slechts’ een paar dagen wachten voordat er een echoscopie van de vochtophoping kon worden gemaakt. In de tussentijd had mijn huisarts plaspillen voorgeschreven. De uitslag van de echo noopte tot verder onderzoek door respectievelijk de cardioloog en de MDL arts van ziekenhuis TerGooi. Als eerste kon ik terecht bij de cardioloog. Hartecho, hartfilmpje en consult waren binnen een uur gedaan. Ik kon meekijken naar mijn eigen hart. Dat ervoer ik als geruststellend. Het deed wat het moest doen. Pompen, pompen en nog eens pompen. Als een soort Vaticaanstad dat zich als ministaatje van niemand iets aantrok. De cardioloog had vastgesteld dat mijn hart niet verantwoordelijk kon worden gesteld voor de exorbitante vochtophoping. Wel moest ik over vijf jaar naar mijn aortaklep laten kijken. Daar zat enige kalkafzetting op. Hij had een notitie gemaakt.
De daarop volgende week was de MDL arts aan de buurt. Mijn eigen MDL arts. Hij heeft een CT-scan laten inplannen, later deze maand. Ik moest wel onmiddellijk bloed laten prikken. In de wachtkamer aldaar viel ik in slaap. Zomaar. Tot voor kort ondenkbaar. De uitslag resulteerde in ieder geval tot wéér een tekort. Dit keer kalium. Daarvoor kreeg ik een aanvullende plaspil (spironolacton) voorgeschreven. De oorspronkelijk vochtophoping had zich inmiddels verplaatst naar mijn voeten en enkels. Zij leken op opgeblazen ziekenhuishandschoentjes. Fijne bijkomstigheid is dat ik niet meer plaste als een tuinsproeier die opgeslokt was door een suikermeloen. Ik overdrijf niet. Ik kon weer zien wat ik deed.
Mijn lichaam veroorlooft zich allerlei dwalingen die geen gek of genie zou kunnen zien aankomen. Geen idee wat me nog te wachten staat, maar ik kijk er niet naar uit.
Dat doe ik überhaupt nog naar weinig.
Geef een reactie