
Menno Voorwinde, 21 oktober 2025
Hoe doen ze het toch?
Grenzeloos is mijn bewondering voor schrijvers die, omringd door de verblindende, giftige smog van deze tijd, prachtig blijven mijmeren over de schoonheid van het kleine. Die steeds weer het gaatje vinden in het rookgordijn, waar een prachtig verhaal wacht om opgepakt te worden. Een column over een herfstboeket, een herinnering, een vertedering. Kleine schoonheden zijn overal. De kunst is om ze te zien, om ze te omarmen en ze in meeslepende vloeiende taal te gieten. De schrijvers die ze telkens weer weten te vinden en zich niet laten verblinden door de dikke mist van treurnis die de wereld verpakt. Schoonheid zit overal. Vaak verstopt in het volle zicht. Alleen zichtbaar voor diegenen die de kunst verstaan van het naar buiten kijken. Van je af kijken en niet naar binnen. Werp je blik de wereld in en aanschouw, leerde ik ooit van Eva Hoeke, de meesteres van de kleine schoonheden. Zij kan als geen ander de traan en de lach, hand in hand je hoofd laten binnenwandelen.
In mijn herinnering zag ik ze ook. Ik werd onder schoonheden bedolven. Nauwelijks kon ik ze nog uit elkaar houden. Zoveel schoonheid dat vocht om voorrang te krijgen in een verhaal. De woorden typten zichzelf. Vaak was ik verbaasd over het resultaat. Alsof mijn vingers beter begrepen wat ingedrukt moest worden dan mijn brein, waar de woordenbrij Babylonische borsjtsj leek. Ik ben het kwijt. Al heel lang. Ik zie nauwelijks nog schoonheid. Ik lees over de schoonheid van anderen en het stemt me triest.
Ik mis het.
Ik mis de vreugde die het me schonk om in vervoering te raken van een gevonden knoop die een herinnering aan mijn moeder verbond. Ik zie nog slechts de knoop. De draad naar mijn moeder zit er niet meer als vanzelf aan vast. Ik hoorde op de radio de symfonie van de nieuwe wereld van Dvořák. Het kostte me een dag om de muziek te koppelen aan mijn vader, die ‘m aan me liet horen. Nog later herinnerde ik me pas de vervoering waarmee dat gepaard ging. In ‘normale’ doen, hadden mijn vingers het verhaal binnen een halfuur uit de borsjtsj gevist en opgetekend in een column.
De borsjtsj is op en de vingers tikken alleen nog ongeduldig op de tafel. De mist van treurnis heeft de schoonheid uit mijn hoofd verdreven. Hoe doen ze het toch? Hoe houden al die grote verhalenvertellers de treurnis op afstand? En waarom lukt mij dat niet meer? Dat zijn de vragen die rondjes draaien op het bord waar de borsjtsj in zat. Gek werd ik af en toe van dat volle bord, nog gekker dat-ie leeg is. De dam die het tranendal in bedwang hield is gebroken en ik verzuip in zijn waterval.
Ik ben niet de enige die vatbaar is voor de overweldigende treurnis waarin de wereld is gedompeld. Niemand kan er om heen. Hoe heerlijk moet het zijn om de globale ellende, die allang niet meer in afdoende woorden kan worden gevangen, met een simpele beweging van je schouders te vegen. Er zijn mensen die dat kunnen. Hoe anders ervaar ik dat. Het is al mijn poriën binnengedrongen. Ik heb de giftige smog zo diep ingeademd, dat de kleine schoonheden het loodje hebben gelegd. Juist daarom is mijn bewondering voor de verhalenvertellers van de kleine schoonheden zo groot. Zij zien ook de treurnis, maar zijn niet de blik naar buiten verloren. Door de smog de schoonheid kunnen blijven zien. Ik wil het terug.
Ik kijk door mijn raam naar buiten en probeer een afronding voor deze column te vinden. Het stopt met regenen en een tortelpaartje land op het voerhuisje. Heel even ben ik vertederd. Dan landt er een kraai en verjaagt de twee geliefden.
Kutbeest.

Geef een reactie