Menno Voorwinde, 20 juli 2025
Ik heb altijd mijn mond vol over de wereld en zijn bewoners. Zelden verbind ik daar hoopvolle conclusies aan. Nee, veel vertrouwen heb ik niet in de mensheid en haar beweegredenen. Ook in persoonlijke contacten heb ik snel een oordeel klaar. Dat pakt meestal wel wat positiever uit, al heb ik geleerd me daarin zoveel mogelijk neutraal op te stellen. In beide gevallen krijg ik vaker gelijk dan me lief is.
Die strategie kan volledig de prullenbak in als het op mijzelf aankomt. Bij het kijken in de, al dan niet denkbeeldige, spiegel zie ik vaak alleen maar het masker van ontkenning. Anders gezegd: ik ben slecht in staat mezelf redelijk te beoordelen. Laat staan daar de bijbehorende conclusies uit te trekken. Maar ik werk eraan.
Al een paar jaar is het de gewoonte om met een select groepje familieleden tijdens de ‘grote’ vakantie er een weekje tussenuit te knijpen. De laatste paar jaar was dat een verblijf op de Beekse Bergen. U weet wel, van dat safaripark. Dit jaar was het Disneyland Parijs. Natuurlijk merk ik mijn versnellende aftakeling op. Ik doe er alleen niets mee. Ja, ontkennen en negeren. Tot het niet meer gaat, om vervolgens mezelf een sukkel te vinden. Daar staat tegenover dat ik door de weigering me bij aftakeling neer te leggen, ik nog enige vechtlust bij elkaar kan harken. Al moet ik ook daar steeds selectiever mee omgaan. In discussies geef ik mij veel eerder gewonnen dan ik wens. Het vreet teveel energie en ‘laat maar zitten’ is tegenwoordig een veelgehoorde kreet onder mijn schedeldak. De energiecrisis in mij is kritiek geworden.
Maar eerst weer even terug naar het puur fysieke gedeelte van de familietripjes. Deze uitjes hebben als voorwaarde: zoveel mogelijk doen in zo min mogelijk tijd. Ik laat hierbij gemakshalve in het midden of efficiency in de familiegenen een belangrijke positie inneemt. Hoe dan ook worden deze uitjes gekenmerkt door lange, (voor mij) slopende wandelingen. Meestal in verzengende hitte (want zomer).
Tot, pak ‘m beet, twee jaar geleden kon ik de wandeltochten naar diverse attracties nog zonder al te veel problemen doorstaan. Wilskracht speelde wel een rol, maar nog niet zo prominent als ik dit jaar moest erkennen. Oorzaak is het formaat van fysiek ongemak, waardoor ik onmachtig ben geworden om nog enig plezier aan dit soort uitjes te beleven. Al wend ik dat wel voor. Na een onverklaarbare opleving van mijn longcapaciteit van 29 naar 49%, zit ik sinds de laatste meting (weer) op 30%. En dat merk ik. Longen zijn de hofleverancier van voldoende energie, maar de vraag ernaar is vele malen groter dan het aanbod. Niet langer bezit ik de kracht om longvocht in één sessie op- en uit te hoesten. Ik moet daarom steeds vaker op de meest ongemakkelijke plekken mijn stomadopje wegrukken om vervolgens onbedwingbaar en luidruchtig ‘kriebelsnot’ uit te hoesten. Een akelig gehoor en een nog akeliger gezicht voor omstanders.
Inmiddels is de tijd aangebroken om de vraag onder ogen te komen wie ik hier nog een plezier mee doe. Mezelf in ieder geval niet. De spiegel is daar duidelijk in. Mijn kinderen ook niet. Zij maken zich voornamelijk zorgen. Ik kan de pijn, vermoeidheid en oorverdovend gehijg niet meer verbergen. Vooral mijn jongste dochter maakt zich continue zorgen. Ze leest alle waarschuwingen op attracties om er maar een paar te vinden, zodat ik er niet in mag. Ze hoeft nooit ver te lezen. Mijn lijst met mankementen is groot en er is altijd wel een regel op mij van toepassing. Mijn oudste dochter maakt zich ook zorgen, maar die heeft gelukkig veel andere dingen aan haar hoofd. En zo maakt iedereen uit mijn directe omgeving zich wel op de een of andere manier zorgen om mij.
En dat is een last die ik er niet (meer) bij wil hebben. Gek genoeg heeft mijn constante gevecht tegen het onvermijdelijke ervoor gezorgd dat ik mijn aftakeling vrij makkelijk kan accepteren. In ieder geval beter dan ik had verwacht. Wel moet ik nog de moed tonen de consequenties te aanvaarden. Dat hoofdstuk is nu aangebroken. Disneyland Parijs heeft wat dat betreft alle maskers bij me weggeslagen.
Eva Hoeke prees ooit mijn beschouwend vermogen en oog voor detail. Die rol van toeschouwer wil ik weer terug. Zowel mijn fysiek, en daaraan opgehangen mentale ongemak, heeft dat talent van me afgenomen. Ik ben van zins dat te heroveren, want ik weet dat dat mij levensvreugde verschaft. Het zal ‘work in progress’ blijven. Allereerst moet ik, en dat gaat me aan mijn hart, eerdergenoemde uitjes afzweren. De rol van beschouwend en optekenend toeschouwer is er een van minimale fysieke inspanning. Dat is een voorwaarde geworden. Net zoals mijn erkenning daarvan.
Los daarvan houd ik natuurlijk wel in mijn achterhoofd dat medische wonderen nooit uitgesloten zijn. Zeker bij mij niet.
Geef een reactie